Page 22 - Kijk op zijn omgeving
P. 22
Pagina 20
Maar in 1902 was de coperatieve gedachte al zo sterk, dat de Vereniging Cooperatieve
Zuivelfabriek "Hoop op Zegen" in het leven werd geroepen. De jaarlijkse melkaanvoer was
toen ongeveer 2 miljoen kg melk Twee fabrieken was toch wel iets te veel van het goede.
In 1907 vindt er een fusie plaats met de Cooperatieve Zuivelfabriek "De Eendracht" uit
Haulerwijk. De fabriek in het tegenwoordige Waskemeer blijft bestaan.
Dat gaf aan een aantal mensen werkgelegenheid..
Als de vaart door gegraven is tot de Kolonievaart en het veen is vergraven, trekken er
veenarbeiders naar Drente, waar nog vol op werk is, Maar de meesten blijven hier en proberen
een bestaan op te bouwen. Velen zoeken het in de landbouw, Haulerwijk heeft jaren bekent
gestaan om zijn vele kleine boerenbedrijfjes. Vlak voor de tweede wereldoorlog, leverden
vanaf de hoofdbrug in Haulerwijk, tot de fabriek, in Waskemeer 75 veehouders hun melk.
Er waren velen bij met twee of drie koeien. De aanvoer was 's winters gering, dan stonden de
meeste koeien droog. De kwaliteit van het hooi kon enorme financiele gevolgen hebben,
Als je een zomer had met veel regen, zat je met slecht hooi, en dat betekende bij voeren en
bovendien gaven de koeien minder melk en dan had je bijna geen inkomsten.
Men probeerde met het houden van een paar koeien, ook een paar varkens, en een aantal
kippen te houden, de eieren werden dan vaak aan de winkelman " Kruidenier" verkocht, dan
was de rekening bij de winkelman wat lager.
Er waren ook die met een ambachtelijk bedrijfje begonnen. Ik herrinner het mij nog dat de
zogenaamde middenbuurt, nog al was activiteiten en beroepen waren. Het heet nu de
compagnonsweg, Waskemeer. Op nu nummer 29 woonde weduwe Schokker, Louwe Rinkje
werdtze.genoemd, zij verdiende het levensonderhoud voor haar en haar zoon Hendrik, door 's
morgens met de naaimachine achter op de fiets, bij anderen verstel werkzaamheden aan kleren
deed, als de kiel of broek stuk was moest er een nieuwe lap in. Sociale voorzienigingen
bestonden toen nog niet. Als Hendrik uit school thuis kwam was moeder vaak nog niet thuis,
Hendrik was zijn tijd ver vooruit, hij zal het eerste sleutel kind geweest zijn. Dit was bittere
noodzaak. Op nummer 30 woonde Buitenveld die had een timmerbedrijfje.
Op nummer 31 woonde Sipke Jongstra die was boer had een paar koeien, varkens en kippen,
het is Sipke zeker goed gegaan, na de tweede wereldoorlog moest alle geld ingeleverd worden,
de banksaldo ,s werden geblokkeerd, om het zwarte geld boven water te krijgen.
Toen Sipke overleed vonden zijn kinderen nog een paar briefjes van duizend in de kast liggen,
daar bleek dat ze niet door zwart handel waren verkregen, konden ze als nog worden
omgewisseld. Op nummer 32 woonde Tjeerd Hiddema hij had ook een paar koeien, verder
maakte hij klompen, ze kosten 65 cent per paar. Dan woonde Oebelle de Vries, hij was
rentenier, zeer actiefvoor de kerk, toen de Gereformeerde kerk gebouwd werd moest er veel
zand vervoerd worden, hij zorgde dat iedere dag een aantal boeren aan wezig waren om zand
te vervoeren. Oebelle was eigenaar van het boerderijtje van zijn buurman Tjeerd. De pacht
van de grond was in verhouding tot andere prijzen hoog, de pacht was honderd gulden de ha,
als je vijf ha had te verpachten, dan ontving men vijfhonderd gulden, dat was evenveel als een
arbeider, met een gezin die bij de boer werkte.
Op nummer 34 woonde politie Meier naast zijn politie werk hield hij ook nog een paar koeien.
Meier was een politie daar we als jongens respect voor hadden, als iemand vervelend was,
kreeg je een beste trap onder je achterwerk, je zag hem ook nooit aan komen, hij fietste altijd
zonder licht, en als er vechtpartij was bij het Bruin Paard, sloeg hij de vechtersbazen met de
gummistok uit elkaar. Dat is nu anders tegenwoordig rijd de politie in de auto door het dorp,
en als de jeugd baldadig is, en ze horen een auto aan komen dan houden ze zich even schuil en
er niets aan de hand.