![]() |
|
![]() ![]() |
Middenschool Ondergetekende ging deze jaren dus naar de van Ekschool, wij noemden het in die tijd de Middenschool. Toen ik dus vanuit het tegenwoordige Waskemeer, toen Haulerwijk-beneden, bij meester de Man kwam, zei hij tegen mijn broer en mij: "Nou, nou, jullie zijn ook geen grote lichten." Vanaf '39 zat ik bij meester De Man. Maar naarmate wij langer bij meester de Man in de klas zaten, werden onze lichten steeds groter. Hij was namelijk een hele goeie leraar en tevens een goed mens. Ik wilde vroeger wel graag haantje de voorste zijn. Zoals die keer, toen de bal bij het spelen in de boom bleef steken. Meester vroeg toen: "Wie durft er in te klimmen?" "Ik", zei de gek toen natuurlijk; nou dat heb ik geweten, boven aangekomen lazerde ik er natuurlijk uit en ze moesten me gewoon weer bij wassen. Het was een school met twee leraren; Meester de Man was het hoofd en meester Beyert was, zoals ze dat toen noemden, de ondermeester. Wij stonden vroeger vaak voor straf in de hoek, zo leerde men de gebouwen ook zeer goed kennen. Ook verkeerden wij vaak in het turfhok, daar was het trouwens lekker rustig. Ruzies werden meestal met de klomp beslecht. Zo'n wapen was makkelijk, want je had het altijd bij je. Als er ijs was, hadden we een heel mooi rijmpje en dat legden we dan op de lessenaar, zodat het meester altijd opviel. En in dat rijmpje stond dan het volgende vermeld: Meester de Man, als het kan, laat ons dan met de hele kluit, vanmiddag een uurtje eerder uit. Want morgen kan het sneeuwen en waaien, en dan kunnen we niet meer zwaaien. (en met zwaaien bedoel ik dus het schaatsen.) Nou dat was altijd prijs, want dan kregen we een hele middag vrij. Zoals ik al zei, meester de Man was een heel aardige man, maar ook een man waar je ontzag voor had. Maar desondanks was hij in onze ogen zuinig, om niet te zeggen krenterig. Zo gebeurde het dat de appels in zijn hof rijp waren, dan zat er heel wat aan. Dan kregen wij in het speelkwartier ieder één appel, wij vonden dat natuurlijk te weinig. Wij gingen naar meester zijn buurman. We legden hem ons probleem voor. Nou, hij wist er wel wat op. Hij zei: "Jongens, ik maak vanavond wel een gat in het scheidingsheg en als het dan donker wordt, lopen jullie schuin over mijn erf. Vervolgens kruipen jullie zo door dat gat en dan ben je zo in het appelhof van de meester." Zo gezegd, zo gedaan. Wij kropen 's avonds door dat gat en klommen als de gesmeerde bliksem in de boom met de lekkere appels. En hoe gaat het dan als je van die jongens bent, je haalt er veel te veel af. De volgende morgen kwam meester op hoge benen naar zijn buurman. Hij zei: "Er zijn vannacht dieven in mijn appelhof geweest!" "O ja", zei de buurman, "ik weet van niks". "Ja", zei de meester, "het waren vast zwarte handelaren, want het is bij grote hoeveelheden gegaan". (Het woord zwarte handelaren was in de oorlog een bekende uitdrukking, want het werd veel gebruikt.) Dit waren de belevenissen van een man, die zijn jeugd al ver achter zich heeft gelaten. Het was vroeger een eenvoudiger, maar volgens mij een gezelliger samenleving. Bron: H. Klamer
|
Sinds 25-03-2001 met betere foto's Sinds 1-11-2001 met nog meer foto's Nu ±260 stuks Nu ook twee nieuwe foto's op http://www.haulerwijk.com/Vooruitgang/oud_haulerwijk.htm |